Home

Centrale Raad van Beroep, 25-04-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1024, 21/1355 WIA

Centrale Raad van Beroep, 25-04-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1024, 21/1355 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
25 april 2022
Datum publicatie
17 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1024
Zaaknummer
21/1355 WIA

Inhoudsindicatie

Bij het besluit van 12 maart 2021 ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene opnieuw ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (|FML) van 4 maart 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 maart 2021 ten grondslag. Het geschil spitst zich toe op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Met de nadere arbeidskundige motivering is voldoende onderbouwd dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn te achten.

Uitspraak

21 1355 WIA

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 12 maart 2021

Partijen:

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 25 april 2022

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 10 februari 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:278) heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 november 2018, 17/7068 vernietigd, voor zover aangevochten, het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2019 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, het Uwv opgedragen om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en, met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat tegen de door het Uwv nieuw te nemen beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft tevens het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) afgewezen en bepalingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht.

Het Uwv heeft op 12 maart 2021 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.

Namens betrokkene heeft mr. M. Meulenberg-ten Hoor, advocaat, bij de Raad beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk ingezonden.

Partijen hebben op elkaars standpunten gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van videobellen, plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Namens betrokkene is verschenen mr. Meulenberg-ten Hoor. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos.

De Raad heeft het onderzoek heropend.

Het Uwv heeft vragen van de Raad beantwoord.

Betrokkene heeft hierop gereageerd.

Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.

Voor een uitgebreid overzicht van de feiten verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 10 februari 2021. De Raad volstaat nu met het volgende.

1.2.

Bij de beslissing op bezwaar van 12 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 18 januari 2017 opnieuw ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 februari 2021, een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (|FML) van 4 maart 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 maart 2021 ten grondslag.

2.1.

Betrokkene heeft samengevat aangevoerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet passend zijn.

2.2.

Het Uwv heeft verzocht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond te verklaren.

3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

3.1.

Partijen verschillen niet van mening over de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 4 maart 2021 alsnog een urenbeperking aangenomen van ongeveer 6 uur per dag en ongeveer 30 uur per week. Daarmee is de FML geheel in overeenstemming met de door de verzekeringsarts van Ergatis opgestelde FML van 9 november 2016 en zijn de medische beperkingen van betrokkene op de in geding zijnde datum, 7 februari 2017, juist en volledig weergegeven. Het geschil spitst zich toe op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.

3.2.

Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 maart 2021 blijkt dat hij het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) opnieuw heeft geraadpleegd en op basis van de FML van 4 maart 2021 drie functies heeft geselecteerd. Het betreft de functies (SBC 315120) receptionist, (SBC 267050) samensteller elektrotechnische apparatuur en (SBC 315100) administratief ondersteunend medewerker. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van deze drie functies de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 31,83%.

(SBC 315120) Receptionist

3.3.1.

Betrokkene wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de functie van receptionist niet geschikt is omdat niet alle taken voorspelbaar zijn en sprake is van veelvuldige storingen en onderbrekingen. Betrokkene is aangewezen op overzichtelijke en voorspelbare taken (item 1.9.10). Betrokkene is niet aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen (item 1.9.6). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 juli 2021 voldoende toegelicht dat betrokkene beperkt is voor werk dat niet voorspelbaar is, omdat het programma voor een werkdag van tevoren niet vaststaat, zoals bijvoorbeeld bij de functie van intercedent of verpleegkundige op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Hiervan is in de functie receptionist geen sprake. Uit de functieomschrijving blijkt dat in deze functie sprake is van eenvoudige, voorgestructureerde en voorspelbare taken waarvoor een werksetting voorhanden is die steeds dezelfde uitvoeringsomstandigheden kent. Daarom is sprake van een overzichtelijke en voorspelbare werksituatie.

3.3.2.

Betrokkene heeft er ter zitting op gewezen dat bij het item 5.9.1. (afwisseling van houding) een signalering is geplaatst, waarbij als toelichting is vermeld: ‘lopen en staan dient afgewisseld te worden met zitten lopen en staan gedurende een werkdag samen ook max 2 uur’. Volgens betrokkene wordt met deze signalering bedoeld dat, binnen de gestelde grenzen, lopen kan worden afgewisseld met zitten en dat staan kan worden afgewisseld met zitten, maar niet dat lopen en staan met elkaar kunnen worden afgewisseld. Daarom acht betrokkene de functie niet geschikt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport 22 november 2021 toegelicht dat met item 5.9.1 wordt bedoeld dat lopen en staan zowel afzonderlijk als gezamenlijk moeten worden onderbroken door zitten en dat hij hiervan ook is uitgegaan bij zijn eerdere rapporten. Er is geen sprake van dat lopen en staan onderling moeten worden afgewisseld. Deze nadere motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt onderschreven. De toelichting bij item 5.9.1 moet aldus worden begrepen dat enerzijds lopen en staan dienen te worden afgewisseld met zitten en anderzijds dat lopen en staan gedurende een werkdag samen maximaal 2 uur is toegestaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat in de functie receptionist aan beide voorwaarden wordt voldaan.

(SBC 267050) samensteller elektrotechnische apparatuur

3.4.1.

Betrokkene wordt ook niet gevolgd in haar standpunt dat de functie samensteller elektrotechnische apparatuur niet geschikt is omdat sprake is van langdurig, meer dan een half uur, de aandacht richten op één informatiebron (item 1.1). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 juli 2021 afdoende toegelicht dat er in deze functie weliswaar zeer nauwkeurig en geconcentreerd in cycli van één tot twee minuten wordt gewerkt maar dat, vanwege het grote aantal verschillende handelingen dat wordt verricht, er geen sprake is van gedurende minstens een half uur achtereen de aandacht richten op één informatiebron.

3.4.2.

Betrokkene heeft verder aangevoerd dat in de functie samensteller elektrotechnische apparatuur de belasting op het onderdeel tillen (item 4.14) wordt overschreden. Appellante kan ongeveer 5 kg tillen. In de functie samensteller elektrotechnische apparatuur is éénmaal per dienst sprake van een overschrijding van de belastbaarheid wegens het van een kar tillen van een rol koperdraad van 8 tot 10 kg naar de grond. Volgens betrokkene kan de bij dit belastingaspect vermelde signalering niet worden weggeschreven met de opmerking dat het maar éénmaal per dienst voorkomt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft er in zijn rapport van 14 juli 2021 op gewezen dat hij deze overschrijding van de belastbaarheid niet heeft geaccepteerd omdat deze maar maximaal éénmaal per dienst voorkomt, maar omdat het voor deze incidentele handeling alleszins redelijk is om de hulp van een collega in te roepen en omdat de mogelijkheid bestaat tot aanschaf van een tilhulp. Het eerste argument wordt niet gevolgd omdat, zoals de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep al eerder in haar rapport van 15 september 2017 heeft vermeld, er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat betrokkene bij het van een kar tillen van de rol koperdraad de hulp zal kunnen inroepen van een collega. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 juli 2021 wel voldoende gemotiveerd dat in dit geval een tilhulp zou kunnen worden gehanteerd en het treffen van deze voorziening in redelijkheid van een werkgever kan worden gevergd.

3.4.3.

Betrokkene heeft ook aangevoerd dat de functie samensteller elektrotechnische apparatuur niet meer aan het bestreden besluit ten grondslag mag worden gelegd, omdat deze functie eerder – in bezwaar – door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapport van 15 september 2017 uitdrukkelijk was verworpen. Volgens betrokkene is sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van willekeur. De Raad volgt betrokkene hierin niet. Uit de stukken blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep deze functie aanvankelijk heeft verworpen omdat er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat een collega het tillen van een rol koperdraad overneemt. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 juli 2021 blijkt dat uit voortschrijdend inzicht van de arbeidsdeskundig analist, die de functie in kaart heeft gebracht, is gebleken dat een tilhulp kan worden gebruikt op de werkplek. Daarmee wordt een overschrijding van de belastbaarheid op het item tillen voorkomen en is deze functie geschikt voor betrokkene. Onder deze omstandigheden en gelet op de overtuigende toelichting waarom deze functie geschikt is te achten, is het toelaatbaar dat deze functie, ook al was deze eerder verworpen, alsnog per einde wachttijd aan de schatting ten grondslag wordt gelegd.

(SBC 315100) administratief ondersteunend medewerker

3.5.1.

Met betrekking tot de functie administratief ondersteunend medewerker heeft betrokkene aangevoerd dat voor vele disciplines werkzaamheden moeten worden verricht, zodat niet gesproken kan worden van overzichtelijke, voorspelbare, taken (item 1.9.10). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft er terecht op gewezen dat (ook) voor deze functie geldt dat de omstandigheden waarvoor betrokkene beperkt is werk omvat dat niet voorspelbaar is omdat het programma voor een werkdag van tevoren niet vaststaat zoals bij een intercedent of een verpleegkundige op de spoedeisende hulp. Daarvan is in de functie administratief ondersteunend medewerker geen sprake.

3.5.2.

Betrokkene wordt evenmin gevolgd in haar standpunt dat de belasting op het onderdeel duwen en/of trekken (item 4.13) wordt overschreden. De belasting in deze functie op het onderdeel duwen en/of trekken is éénmaal per dag 5 tot 10 kgf en komt voort uit het duwen of trekken van een karretje met dossiers over vloerbedekking. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de signalering op item 4.13 het gevolg is van de toelichting die de arbeidskundig analist bij dit item heeft gegeven, waarbij is vermeld dat bij de belasting van duwen en/of trekken van 5 tot 10 kgf rekening is gehouden met het feit dat het karretje over vloerbedekking moet worden gereden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aldus voldoende gemotiveerd dat de belasting op dit onderdeel blijft binnen de mogelijkheden van betrokkene, omdat zij volgens de FML in staat is tot 10 kgf duwen en/of trekken.

3.6.

Uit wat in 3.1 tot en met 3.5.2 is overwogen volgt dat het bestreden besluit niet was voorzien van een deugdelijke motivering zoals artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist. Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd omdat aannemelijk is dat betrokkene hierdoor niet is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Het bestreden besluit kan dus in stand worden gelaten. Het beroep tegen het bestreden besluit zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Deze kosten worden begroot op € 1.872,50 voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen naar aanleiding van het antwoord van het Uwv op vragen van de Raad). Ook dient het Uwv het door betrokkene betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.872,50;

- bepaalt dat het Uwv het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.

(getekend) S. Wijna

(getekend) G.S.M. van Duinkerken